Toen ik in het Aarveld woonde waren mijn buren Piet en Jo van der Does.
Een bekende naam van der Does in het Aarveld, want zijn zussen waren onderwijzeressen op de Tarcisiusschool geweest. Volgens Piet allebei, maar dat weet ik niet, want ik heb op Terwinselen op school gezeten.
Maar ik wil af en toe hier wat zetten over zijn ouders. De vader van Piet heette Dirk.
Dirk van der Does werd geboren in Hellevoetsluis. De vader van Dirk was scheepstimmerman bij de Marine. Dirk was het achtste kind in een gezin van 11 en werd op 10 juli 1885 geboren.
Dirk van der Does was een vriend van Rector Driessen, die directeur is geweest van het St. Joseph ziekenhuis en van het Klooster de Broeders van de heilige Joseph en de Kleine zusters van de heilige Joseph. Door deze vriendschap is Dirk van der Does in Heerlen terecht gekomen.
Hoe de vriendschap tussen beide heren is ontstaan beschrijft Dirk van der Does in een brief, die hij schrijft vanuit Nederlands Indië, toen hij te horen kreeg dat zijn grote vriend was overleden, we schrijven het jaar 1930. Dirk werkte bij de posterijen aldaar. De brief is in het oud Nederlands geschreven, ook zullen links en rechts nog wat lettertjes vergeten zijn, dat heeft Readires niet goed omgezet. Ik bezit de originele brief en die heb ik gescand en door een software programma laten omzetten in tekst en aangezien ik dyslexie heb, sla ik soms wat over, omdat ik het niet zie.
Ik heb ook een heleboel foto's, documenten, krantenknipsels enz. die ik af en toe publiceer hier, om te laten zien dat hij een aparte Heerlenaar was, typisch een van de vele "vreemden" in die tijd, die het fijn vonden om hier te wonen en zich in te zetten voor de mensen hier.
hier de brief.
Poerwokerto 23 november 1930
Zeergeachte Eerwaarde zuster Aloysia
De mail van heden bracht ons Uw gewaardeerd schrijven van 24 October jl.met inhoud, waar voor ik U mede namens mijne vrouw hartelijk dank zeg.
Met de toezending van de uitvoerige mededeeling, welke voor de verschillende huizen der Congregatie was Samengesteld, hebt U ons zeer verplicht, terwijl de ontvangst van het laatste portret van den dierbaren overledene en van de bidprentjes eveneens zeer door ons op prijs wordt gesteld.
Inderdaad is het plotselinge overlijden van Uwen broeder en Directeur een buitengewoon zwaar verlies voor U en de geheele Congregatie. Waar evenwel uit Uwe berichten blijkt, dat de goede Rector in vol bewustzijn en met volle overgave aan Gods Heiligen wil ui t het leven is gescheiden, moge zulks eene, zij het geringe, troost voor U zijn. Tevens is het een groote troost voor U allen en voor ons te weten, dat de overledene op voorbeeldige wijze steeds den goeden strijd des geloofs heeft gestreden, zoodat wij er op kunnen vertrouwen, dat hij reeds thans heeft ontvangen de kroon der gerechtigheid, die de rechtvaardige Rechter geeft aan allen die zijne komst hebben liefgehad.
Het is mij nog zoo moeilijk, me voor te stellen, dat hij ons nu reeds is voorgegaan naar het Vaderhuis der ruste. De rust heeft hij ten volle verdiend, want een zeer werkzaam leven, waarin hij zich nimmer ontzag en zich geen rust gunde, heeft hij achter den rug. Wij zullen niet ophouden, hem steeds in onze gebeden te blijven gedenken, hoewel wij de overtuiging zijn toegedaan, dat hij, wiens leven één onafgebroken reeks van daden
van godsvrucht was, wien het “Komt gij gezegende mijns Vaders" reeds hier op aarde in de ooren moet hebben geklonken, dadelijk in God,,, hemel is opgenomen, Hoe het echter ook zij, al behoeven wij niet te treuren als degenen die geen hoop hebben het verscheiden van onzen yriend is een zware slag, ook voor ons, want Mgr. Driessen, die in ons leven een bijzonderen rol heeft vervuld, is mij meer geweest dan een vaderlijke Vriend, zoodat zijne nagedachtenis bi,l mij en mijn gezin steeds in bijzondere eere zal blijven.-
Aan Uw wensch om eenige gegevens voor een levensschets van Mgr. Driessen te verstrekken wil ik zeer gaarne voldoen, hoewel ik het betreur, dat de tijd daartoe slechts kort is. Overmorgen vertrekt reeds de post aansluitende op het vliegtuig naar Nederland, en mijn vrije tijd is nog al beperkt. Toch zal ik trachten zoogoed mogelijk aan Uw verlangen te voldoen in de hoop, dat mijn geringe bijdrage moge leiden tot het doel, dat ik mij daarbij stel nl. te doen uitkomen de bijzondere eigenscàappen van den dierbaren overledene t.w. zijn groote eenvoud, die mij steeds en bij herhaling heeft getroffen, zijn navolgenswaardige godsvrucht, zijn groot vertrouwen in Gods voorzienigheid, dat hem, zelfs tot in zijn laatste levensure, steeds eigen was, zijn voorbeeldige werklust en werkkracht, de vriendelijkheid,
die hem uitstraalde en waardoor elkeen die met hem in aanraking kwam reeds dadelijk op zijn gemak was gesteld.- Mocht mijn zwakke poging om dit alles te laten uitkomen iets geschikts voor Uw doel opleveren dan zult U mij verplichten bij opname daarvan in de levensbeschouwing mijn naam weg te laten. Dat lijkt mij beter omdat het hoofddoel daardoor beter gediend wordt.-
Het is U wellicht bekend, dat mijne kennismaking met Uwen Heerbroer dateert van April 1906. 'k was toen nog een jong p en t ambtenaar die van het hoofdtelegraafkantoor te Amsterdam bij wijze van onderscheiding naar een postkantoor werd overgeplaatst. om den postdienst te leeren. 'k Had mogen kiezen uit ~ lijst van kleine kantoren en had om verschillende redenen om plaatsing te Lekkerkerk bij Rotterdam verzocht,op welk verzoek goedgunstig was beschikt. Doch toen ik te Lekkerkerk arriveerde, vernam ik dat juist dien dag besloten was den ambtenaar, die door mij moest worden vervangen, niet over te plaatsen, zodat dat er door het Hoofdbestuur voor mij naar een andere plaats
werd uitgezien. Die plaats bleek Horst te zijn en hoe 'k mij ook tegen overplaatsing naar Horst verzette, er was geen ander geschikt. kantoor vaccant, dus moest ik gaan. En ik ging, maar met tegenzin. Want hoe zou een protestant en nog wel iemand die vanaf zijn prille jeugd steeds nooit anders dan lelijkheden over Roomsche- landen, menschen en gebruiken had vernomen, hoe zou zoo iemand, die naar zijn mening geheel alleen in een hem vijandige omgeving zou komen te staan, 't daar wel uithouden.
Wat dat postambtenaartje van toen zich wel allemaal voornam, zal ik maar niet vertellen, maar ‘t was in zijn angst en beven niet veel goeds. Zoo hobbelde ik dan op een voor mij, zoo ik meende, kwaden dag in de rammelende omnibus van Horst-Sevenum naar Horst.
En den volgenden dag begon al de misére.
Daar stond dan de postambtenaar aan het loket, waer twee Zusters van het St.Antonius gesticht wat postzegels kwamen koopen. Hannes, de oude brievenbesteller was mijn redder in den nood, leerde me, dat ik geen "mevrouw" of "dame" moest zeggen, hielp ten slotte in mijn plaats de beide Zusters en vertelde mij, toen beiden weg waren een en ander van de werkzaamheden en het doel der orde, waartoe de Zusters behoorden, zoodat ik voor een volgende maal gerustgesteld was en ‘t dan wel alleen zou aandurven.-
De volgende klant was een oud moedertje, dat een stuk ham en een worst aan het loket deponeerde. En tevens een papiertje, waarop de gegevens voor het adres van het pakketje, dat die goede gaven moest bevatten en dat in onverstaanbare taal tracht duidelijk te maken, wat met dat alles gebeuren moest. Met Hannes als tolk, werd er een behoorlijk pakket samengesteld en werden en werden de gegevens voor een niet te groote moeite de gegeven voor een spaarbankboekje verzameld, ze heet Anne-Marie, maar zij kon ook een ander zijn .
Ze was in Sevenum geboren, maar ze was er niet zeker van of wieg te Grubbenvorst of Venraay had gestaan; wanneer zij geboren was wist zij zelfs bij benadering niet. Een en ander vorderde verbazend veel tijd, en was oorzaak,dat verschillende modellen verknoeid werden. En toen 't dan eindelijk zoover was, dat -en inleverbaar formulier was ingevuld, kreeg de ambtenaar op zijn verzoek, of zij haar naam wilde schrijven of, zoo zij dat niet kende een kruisje wilde zetten. “stikkes” ten antwoord, waaruit den Hollander een woordje van 4 letters werd verstaan, zoodat hij het uiteindelijk eens tijd vond, waar zijn geduld al meer dan uitgeput was, zelf eens flink uit te pakken, bij welk relaas het vermeende woord door hem zelf eenige keeren op minder welwillende wijze werd herhaald. En middèn in dat dispuut gaat de deur van de vestibule open en verschijnt een geestelijke-, die lacht, hartelijk en n.b. hard op lacht. Dat was al iets heel bijzonders, een priester, die luidkeels moest lachen, omdat hij uit de laatste woorden van ambtenaar en besteller alles van het misverstand heeft begrepen en die door eenige toelichting ‘t moedertje geruststelt haar verder helpt,-eigener beweging- met het vervullen van de noodige formaliteiten, zoodat ze spoedig naar huis kon. En toen stond de postambtenaar tegenover iemand, waarmede hij meende absoluut niet behoorlijk gereed te zullen komen. Maar 't viel direct mee. Kapelaan Driessen, die was het, wist dadelijk de juiste toon te treffen tot algeheele geruststelling , en toen hij na een zeer aangenaam onderhoud van een half uurtje vertrok, liet hij iemand achter, die verbaasd over zich zelf, maar nog meer verbaasd over hem was. Want er was helemaal niet over godsdienst gesproken, althans niet door den kapelaan, eerlijk had onze postambtenaar versteld, dat hij niet katholiek was, onbegrijpelijk had hij het gevonden, dat zulks blijkbaar geen aanleiding voor een R.K. priester behoefde te zijn om dadelijk de Conversatie te verbreken en ‘t scheen hem absoluut onaannemelijk dat de kapelaan ‘t heus gemeend had, toen hij hem, over de aardige omstreken sprekende, uitnoodigde tot een wandeling als de gelegenheid zich daartoe zou voordoen.- En hoe Hannes ook al zijn best deed de bijzondere verdienste van den " Gooden Heer " naar voren te brengen, de postambtenaar nam zich ernstig voor zich toch vooral niet te laten beetnemen, zoodat er van de gezamelijke wandeling voorloopig niets kwam en hij er liever maar alleen er op uit ging om de omgeving te leeren kennen. Nu is niets zo onaangenaam, vooral voor iemand, die jaren achtereen in een groote stad gewoond heeft, als gebrek aan behoorlijk gezelschap. Omgang was er voor de postambtenaar zo goed als niet.
goed als niet: zijn huisgenooten waren al bejaarde menschen,waarmede alleen over het weer en de "vruchten" kon worden gesproken en dan nog van beide zijden, vooral in het begin, op maar half begrijpelijke wijze. Jongelui van eigen leeftijd en "stand" had hij niet ontmoet, die waren er schijnbaar niet, de café's trokken hem niet aan, hij was de eenige protestant op de geheele Katholieke bevolking, allemaal redenen om het verblijf aldaar, vooral aanvankelijk, minder aangenaam te doen zijn. Het deed hem dan ook veel genoegen, toen korten tijd na de eerste kennismaking kapelaan Driessen, die een trouwe klant van de post bleek te zijn, in een rustig uurtje zijn postzaken kwam afdoen, wat bleef praten en eigener beweging informeerde hoe de nieuwe standplaats beviel, welke vraag met allerlei klachten werd beantwoord. Ja,toegegeven moest worden, dat er al heel weinig harmonieerende omgang was: de notabelen en allen, die zich daar gaarne onder rekenden, waren inderdaad menschen op vrij gevorderden leeftijd. Wat dat betrof was Horst nu niet de uitgezochte plaats voor een aankomend jongmensch. Maar waarom niet nu en dan eens naar Venlo gegaan, daar was nog al wat vertier en bovendien er was een protestansche kerk, die toch zeker, wanneer de dienst op het kantoor zulks toeliet moest worden bezocht. Dat laatste was voor onzen ambtenaar alweer een nieuw geluid- een roomschkatho1iek geestelijke, die een protestant naar de protestansche kerk verwees en hem aanspoorde die geregeld te gaan bezoeken. Zooiets had hij van een dominé, ten opzichte van een katholiek nog nooit opgemerkt, en 't was ook naar hem voorkwam niet mogelijk, dat een protestansch geestelijke een soortgelijken raad aan een katholiek zou kunnen en mogen geven. In tegendeel was hem maar al te goed bekend, dat- 't behoefde niet eens een dominé te zijn - een geloovig protestant in die dagen een katholiek reeds bij de eerste kennismaking zou lastig vallen met allerlei aanmerkingen op diens geloof - en daar werd hem door een R.K. priester de wenschelijkheid voorgehouden de protestartsche kerk te Venlo te gaan bezoeken. En 't was heus niet niet misverstaan, zelfs werd hem verteld, in welke straat die kerk te vinden was en den raad gegeven daar eens a.s. Zondag heen te gaan, Zeer waarsch1ijnlijk zou hij er gezelschap treffen, waardoor zijn gedwongen verblijf draagel1ijker zou worden.-
Hij heeft daar lang over verwonderd en ·-eerst jaren later is hij de beweegreden tot die raadgeving te weten ,gekomen: Horst was niet in alle opzichten het rustige, kalme plaatsje, zoals het zich voordeed; 't was gebeurd, dat een van de voorgangers van den ambtenaar wegens zijn gedrag en minder gewenschten omgang vroegtijdig moest worden overgeplaatst. Dat wist kapelaan Driessen wel, maar de ietwat eigenwijze postman wist daar niets van en nu was de overweging van den kapelaan, dat omgang met behoorlijke menschen den jongen man vanzelf op den goeden weg zou houden. Gods...,.genade werkte reeds en zou wel blijven werken, want het was den kapelaan al gebleken, dat vele voordeelen bij den postambtenaar, die een goed aanpassingsvermogen had, reeds in betrekkelijk korten tijd waren weggenomen, het was hem bekend, dat hij heel belangstellend stond tegenover vele voor hem onbekend- en nieuwe gebruiken, dat hij voortdurend welwillend informeerde, naar diverse ceremoniën, waarmede hij, zij het van verre reeds had kennisgemaakt. Kapelaan wist eveneens, dat door den jongeman dagelijks ijverig, in een eenvoudig misboekje werd gesnuffeld, en dat hij alle moeilijkheden met moeder Wijnhoven, zijn hospita besprak. Moeder Wijnhoven was al bij Heer Kapelaan geweest, om dat alles te vertellen en hem aan te sporen toch vooral er toe mede te werken, dat de nieuwe heer die veel voor het geloof voelde, katholiek zou worden. En ze was er geenszins gesticht over geweest, dat kapelaan haar verbood daar ook maar in het minst invloed op uit te oefenen/en haar op het hart drukte zelfs den schijn te vermijden den huisgenoot tot haar geloof te willen overhalen. Daar had zijn nu eens niets van begrepen en zij had er bij gelegenheid met den Rector van de Meterik over gesproken, die haar ook al den zelfden raad had gegeven. "Die jonge geestelijke heeren van tegenwoordig toch" had zij uitgeroepen, zij kon zich niet voorstellen wat zij daar nu voor verkeerds aan zou doen iemand op den goede weg te helpen. Laat tot haar eer gezegd zijn, dat zij in alles den raad van kapelaan heeft opgevolgd. Wel heeft de goede vrouw, in die dagen en nog lang daarna nog heel veel gebeden.
waar van dat alles.
Maar van dat alles wist de postambtenaar toen nog niets af; zooals gezegd, was 't hem absoluut onbegrijpel1jk, dat een kapelaan hem dien elgenaardigen raad kon geven en omdat hij in beginsel, zoo niet vijandig, dan toch met de naar zijn oordeel noodige reserve stond tegenover de raadgevingen van andersdenkenden, volgde hij den raad niet op en bleef zijn vrije Zondagen in Horst doorbrengen. Maar dat verveelde hem hevig, zoodat hij uitzag naar wat ontspanning. Hij studeerde geregeld, doch voelde behoefte om nu en dan wat anders te doen. En zoo legde hij zich met ijver op zijn postzegelverzameling toe, waarbij kapelaan hem trouw hielp, las nog al veel, bezocht af en toe den kapelaan in zijn woning en wist zich het -leven aangenaam te maken.-
Totdat kapelaan op zekeren dag hem mededeelde, dat hij naar Heerlen was overgeplaatst en aldaar tot Rector van een klooster zou worden benoemd.- Dat was een promotie, zoodat zulks, reden tot blijdschap was voor allen, die kapelaan van nabij hadden gekend, blijdschap alleen ter wille van kapelaan persoonlijk, voor hen zelf echter integendeel. Want niemand zag den "Goeden Heer" zooals iedereen hem noemde, gaarne vertrekken, allen die hem kenden, hielden van hem, elkeen, op eigen wijze. Daar waren de armen, die een stillen weldoener verloren, de bedrukten en zieken, die hun troosten zagen vertrekken. Ja, zelfs de lui uit het straatje bij den heikant zagen hem noode gaan; bij wien moesten zij nu bij een volgende gelegenheid gaan biechten, een wandeling naar de paters te Venraay viel heusch niet mee,vooral niet bij winterdag. En de kinderen dan, die nog op de Christenleer waren. Ja,kapelaan was heusch niet gemakkelijk, doch hij kon heel veel van hen velen, zoo'n goeden zouden zij niet gauw terugkrijgen. De eenige, die het wellicht goed kan hebben gevonden, was de caféhouder, die vlak tegenover de kerk woonde: als kapelaan Driessen preekte, kwam er nooit iemand uit de kerk overwipoen om in de gauwigheid een glas bier te verschalken, dat gebeurde alleen onder den preek van andere heeren. Daar was de oude Pastoor Deken, wiens trouwe hulp en volijverige kapelaan hij steeds was geweest. En ten slotte was er ook de eenige protestant, die hem in de maanden van zijn verblijf had leren hoogachten en zijn vele goede eigenschappen als menschwaardeeren, wiens hulp hij ook in vele opzichten was geweest en wiens oordeel over andersdenkende zich geheel had gewijzigd, waar toe de houding van den kapelaan tegenover hem niet weinig had bijgedragen.
Gods wegen zijn ondoorgrondelijk voor den mensch, die ze nog moet bewandelen; heeft hij een eind daarop afgelegd en hij ziet dan achter zich, dan zijn zij vaak klaar en duidelijk afgeteekend. -Kapelaan Driessen van Horst was Rector Driessen te Heerlen geworden. - Kort na deze aanstelling werd de postambtenanr, die intusschen naar Rotterdam was overgeplaatst en wien het leven in een groote stad niet meer kon bekoren en daarom om overplaatsing naar een kantoor "ergens in Limburg" had verzocht, eveneens te Heerlen werkzaam gesteld. En het spreekt van zelf dat een van zijn eerste bezoeken den Rector gold.-
Vindt U het nog noodig, dat ik nog verder vertel?
Wat zal ik anders schrijven, dan wat meer dan bekend is, waar ik mij dien te bepalen tot het leven van den Rector? Spreken het Sanatorium, het st Josephs gesticht, het hospitaal, de Vroedvrouwenschool niet overluide van zijn vruchtbaar leven en dan al die gestichten en kloosters niet alleen in Nederland; doch ook buiten de grenzen, zijn het niet alle evenveel monumenten van zijn buitengewone toewijding aan den taak, dien hij zich had gesteld, te :Leven tot Gods glorie en tot heil v,!n de menschheid. O, wat heeft hij zich een moeite getroost, bergen van moeilijkheden overwonnen, ook onaangenaamheden ondervonden. Hoe treffend waren niet zijn zorgen voor het klooster, daar in die Belgische grensplaats, welke tijdens den oorlog: ter bestraffing door de Duitschers werd beschoten. Wat heeft hij zich tot het uiterste ingespannen, om het klooster behouden bleef. De “bouwende rector” werd hij indertijd genoemd en niet ten onrechte. De “opbouwende priester” ware een nog passender naam voor hem geweest. Hoevelen heeft hij gedurende zijn leven geholpen, opgebeurd, bemoedigd, getroost
Ook mij was hij vaak tot zedelijken steun in moeilijken tijden.
U weet, dat, toen eenmaal alle bezwaren waren overwonnen, Uw broeder mij hielp bij mijn overgang naar: het ware geloof, en 'k weet niet, wie op den dag van mijn eerste Hl Communie gelukkiger was, hij of ik. Zooals ik U reeds zeide, hel was meer dan een vaderlijke vriend voor ons.
Het is dan ook niet te' verwonderen dat mijn oudste dochtertje ondanks de onaangenaamheden welke ik van de zijde van mijn eigen familie daardoor ondervond, bIj den doop den naam Leonarda kreeg en dat mijn eerste Javaansche petekind Leonardus is genoemd. Mgr. is ons steeds tijdens ons verblijf in Indië in dankbare herinnering gebleven; slechts eenmaal heb ik hem sedert ons laatste vertrek uit Nederland geschreven; dat getuigt niet van onhartelljkheid, doch was uitsluitend het gevolg van de omstandigheid, dat onze levenswijze in Indië voornamelijk tengevolge van onzen drukken werkkring zich niet leent tot correspondentie. Weet U ook of Mgr. dien brief nog heeft ontvangen, als ik het wel heb, werd hij meteen van de eerste gewone mails in September verzonden" Wel opmerkelijk, dat ik gedrongen werd hem even voor zijn dood te schrijven; nog opmerkeliiker echter, dat ik,d ie nooit ernstig ziek ben, op den dag van zijn overlijden een plotselinge hevige koortsaanval had te doorstaan, die nog den zelfden avond begon te minderen, zoodat ik den volgenden dag geheel hersteld weer aan mijn werk kon beginnen.-
De droeve mare van het overlijden bereikte Indië den 16 den October, den 17 den stond het in alle Indische couranten. In ons kerkje te Poerwokerto is Zondag 19 October jl. een plechtige hoogmis opgedragen voor de Zielerust van onzen onvergetelijken vriend, terwijl Pastoor Visser van onze parochie op ons verzoek hem op 18 Oct. en volgende dagen in de Hl Mis heeft herdacht. Op 17 Oct jl. waren de pastoors van Poerwokerto ons ‘s avonds met het smartelijk verlies komen condoleeren; U bemerkt wel, dat Mgr Driessen ook al waren wij ver van hem verwijderd, steeds in onze harten heeft geleefd.
En dat zal zoo blijven; wij zullen hem steeds blijven 'gedenken in onze gebeden en het zal onze voortdurende bede zijn, dat het Gode moge behagen, dat hij,die op aarde onze leeraar en leidsman was, onze voorspreker moge zijn in den Hemel.
En nu is het meer dan tijd, dat ik eindig, anders komt mijn brief te laat voor het vliegtuig.
Mocht ik U met een of ander van dienst kunnen zijn, dan hou ik mij gaarne daarvoor aanbevolen.
Ontvangt, mede namens mijne echtgenoote en kinderen, onze beleefde groeten en de bedewensch, dat God U allen kracht en sterkte moge geven om het zoo droevige verlies te kunnen dragen.
Uw dw dr